Iemand die macht uitoefent moet voor twee dingen bang zijn: voor binnenlands gevaar van de kant van zijn onderdanen, en voor buitenlands gevaar van de kant van vreemde mogendheden.
Iemand die macht uitoefent moet voor twee dingen bang zijn: voor binnenlands gevaar van de kant van zijn onderdanen, en voor buitenlands gevaar van de kant van vreemde mogendheden.