Als een meester zijn monniken een stok voorhoudt, zeggen ze: 'Dat is een stok'. Als ze lopen, dan lopen ze. Als ze zitten, dan zitten ze.
Als een meester zijn monniken een stok voorhoudt, zeggen ze: 'Dat is een stok'. Als ze lopen, dan lopen ze. Als ze zitten, dan zitten ze.